de mond vol hebben van iets


de mond vol hebben van iets 1.0

veel of voortdurend over iets praten

Algemene voorbeelden


De regering heeft de mond vol over normen en waarden, maar zij moet zelf ook het goeie voorbeeld geven.

Rotterdams Dagblad,

Want de wereld verandert steeds sneller, en niemand kan teren op kennis die hij de eerste twintig jaar van zijn leven heeft opgedaan. Iedereen heeft daarom zijn mond vol van lifelong learning en employability.

Intermediair,